DE HOOVENIER
[5]
DIENAAR.
Ontferm u oover uw dienstknecht, mijn kooningin!
KOONINGIN.
De raad is uiteengegaan en mijn bedienden zijn allen vertrokken.Waarom komt gij zoo laat?
DIENAAR.
Als gij gedaan hebt met de anderen dan is het mijn tijd.
Ik kom vragen wat er voor uwen laatsten dienstknecht te doen is.
KOONINGIN.
Wat kunt gij verwachten, als het te laat is?
DIENAAR.
Maak mij hoovenier in uwen bloemhof.
KOONINGIN.
Wat beteekent die dwaasheid? [6]
DIENAAR.
Ik zal mijn ander werk opgeeven. Ik zal mijn zwaarden en lansen inhet stof werpen. Zend mij niet naar verre hooven; vraag mij niet opnieuwe verooveringen uit te gaan. Maar maak mij hoovenier in uwenbloemhof.
KOONINGIN.
En wat zal dan uw werk zijn?
DIENAAR.
De dienst van uwen leedigen tijd.
Ik zal het grazige pad frisch houden waar gij des morgens wandelt,waar uw voeten loovend gegroet zullen worden bij iederen tred, door debloemen, die verlangen te sterven.
Ik zal u wiegen in een schommel tusschen de takken van densaptaparna-boom, waar de vroege avondmaan uw kleed zal trachtente kussen door het loover.
Ik zal de lamp, die brandt naast uw bed, met geurige olie vullen, enuw voetbank versieren met sandel- en safraandeeg in wonderbareteekening. [7]
KOONINGIN.
En wat verlangt ge voor uw loon?
DIENAAR.
Verlof om uw kleine vuisten te omvatten als teere lotos-knoppen enbloemenkeetenen om uw polsen te slaan; om de zoolen van uw voetjes methet roode sap van asjoka bloembladen te kleuren, en het plekjestof dat daar nog mocht gebleeven zijn, weg te moogen kussen.
KOONINGIN.
Uw beede is verhoord, mijn dienaar, gij zult de hoovenier zijn inmijn bloemhof. [8]