[Inhoud]

Oorspronkelijke voorkant.

[Inhoud]

Max Huber en Llanga.

Max Huber en Llanga.

In de Oer-wouden van Afrika.

Uitgevers-Maatschappij “Vivat”,
Amsterdam.

[1]

[Inhoud]

HOOFDSTUK I.

Na een langen marsch.

“En is er geen Amerikaansche Congo?” vroeg Max Huber.

“Amerika heeft zelf land genoeg”, antwoordde John Cort, “er valt nog genoeg te ontginnen tusschen Alaska en Texas en men behoeftwaarlijk niet naar vreemde koloniën uit te zien, als men binnen eigen grenzen nog zooveel te doen heeft, zou ik meenen.”

“En dus zullen de Amerikanen Afrika maar overlaten aan de Engelschen, Duitschers, Hollanders, Portugeezen, Franschen, Italianen,Spanjaarden, Belgen?”

“De Amerikanen hebben er niets te doen”, hernam John Cort, “evenmin als de Russen, en om dezelfde reden.”

“En die is?”

“Dat men niet ver loopt om datgene te halen, wat men thuis onder zijn bereik heeft.”

“Nu, ik geloof toch, dat de Amerikaansche regeering op een goeden dag haar deel zal komen eischen van die groote Afrikaanschetaart!” antwoordde Max Huber, “er is nu reeds een Fransch Congo, een Belgisch Congo, een Duitsch Congo, zelfs een OnafhankelijkeCongostaat, en van al dat land, dat wij nu reeds drie maanden doorkruisen....”

“Als touristen, Max, niet als veroveraars!”

“Nu, van al dat land moet Amerika ook zijn deel nemen. Er zijn hier vruchtbare streken, die slechts op ontginning wachten.”

“Onder die afschuwelijk brandende zon”, voegde John Cort er bij, terwijl hij zijn voorhoofd afwischte.

“Ba, daar let ik niet meer op!” riep Max Huber, “ik ben reeds aan het klimaat gewend en bijna een neger geworden!”[2]

“Bijna! Het scheelt nog veel voor wij met onze dunne huid op die zwartjes lijken, gij als Franschman evenmin als ik als Amerikaan.Maar toch hebben wij een belangwekkende reis gemaakt, Max, en het wordt tijd dat wij naar Libreville terugkeeren om in defactorijen wat van onzen drie-maandschen tocht te bekomen.”

“En toch heeft die reis mij niet opgeleverd wat ik er van verwacht had.”

“Wat zegt gij daar, Max? Honderden mijlen zijn wij door geheel onbekende landen getrokken, wij hebben onze geweren moetengebruiken tegen de assegaaien en pijlen van vijandige inlanders, wij hebben jacht gemaakt op den Numidischen leeuw, zoowelals op den Lybischen panter, wij hebben zooveel olifanten geschoten, dat van hunne slagtanden toetsen kunnen gemaakt wordenvoor alle piano’s ter wereld, en nog ben je niet tevreden?”

“Ja en neen, John. Alles wat gij daar opnoemt zijn de gewone ontmoetingen van elken Afrikaanschen ontdekkingsreiziger. Leesmaar eens de reisbeschrijvingen van Barth, Burton, Speke, Grant, du Chaillu, Livingstone, Stanley, Serpa Pinto, Anderson,Cameron, Brazza, W

...

BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!


Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!