[i]

JAN EN FLORENCE

[ii]
[iii]

JAN EN FLORENCE

DOOR

LOUIS COUPERUS

L.J.V. LABOR-INTEGER-VINCIT MDCCCXXCVII

L. J. VEEN—UITGEVER—AMSTERDAM

[iv]

BOEK-, COURANT- EN STEENDRUKKERIJ G. J. THIEME, NIJMEGEN.

[1]

JAN EN FLORENCE.

Lezer, ik meen, dat ik u zoo ongeveer het interessantsteverteld heb van mijn Spaansche indrukken.Zeker, ik zoû u nòg meer kunnen vertellen, ik zoûsilhouetjes van Spaansche steden als Cadiz in het Zuiden,als Zaragoza in het Noorden voor u kunnen doenrijzen; ik zoû u nòg meer van het Prado kunnen vertellen;ik zoû u van Goya kunnen vertellen en vanden Monserrat bij Barcelona... maar... maar... hetis reeds zoo lang geleden, dat ik daar was, het wasin het voorjaar en nu, nu is het alweêr December, eneen Münchner zomer is er tusschen geweest, en ikben terug in Florence en het is reeds Kerstmis enSpanje, het is reeds zoo ver, zoo ver terug geweken...!Wat leven wij snel, snel, snel! Zoo snel zelfs, dat mijnsnelle pen het leven niet bij kan houden. Ook zoû ikveel methodischer van natuur moeten zijn dan ik ben,om u nu nog maar altijd van Spanje te gaan doorvertellen: een land, dat ik reeds meer dan zes maandengeleden verliet zonder héel veel treurenis. Blij Spanjete hebben gezien, voel ik geen nostalgie naar Spanjeen denk ik er niet weêr te keeren, al spijt het mijom het Prado. Ja, om het Prado spijt mij dat. Want,weet ge, de Romeinsche en Florentijnsche muzea, hetVaticaan en de Uffizi, die zijn van mij, die zijn mijneigendom. Die zijn misschien ook van den Staat of[2]de Stad, van den Paus of van ù, dat weet ik nietheel goed, maar het interessantste van de zaak is, datze zijn van mij. Ik heb ze eenvoudig genaast, doorer heel dikwijls, sedert jaren, te komen. Gecompliceerderwas mijn diefstal dan ook niet. En nu behooren zemij toe, met alle hunne schatten. Ik ken er iederhoekje van, en in ièder hoekje heb ik er schatten...En ik ben er zóo ontzaglijk rijk in schoonheid, alszelfs Pierpont Morgan—of hij de Gioconda bezit ofnièt bezit: dit laat ik in hetmidden[1]—nooitworden zal!

Maar—het Prado bezit ik niet. Het Prado bezochtik tien of twaalf maal, en dat is maar toeristen-arbeid,dat is heelemaal niet genoeg om een muzeum eerste-klassete naasten en zulk een schat bij uwe andereschatten te voegen. Dus, het Prado zal ik nóoit bezitten.En dat gevoel,—het gevoel van een rijkaard,die nòg meer bezitten wil—maakt mij wel eenswrevelig en nijdig. Maar „pazienza”, als ze hier zeggen.De Hermitage in St. Petersburg bezit ik waarachtigook niet; ja, zelfs het Rijksmuzeum te Amsterdam,waar de gelegenheid tot naasting toch vaak zich voordeed, is misschien voor een kwart maar zoo een beetjevan mij... Wat zal ik u zeggen, men apprecieertnóoit wat op zijn weg li

...

BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!


Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!