De tekst in dit bestand wordt weergegeven in de originele, verouderde spelling. Er is geen poging gedaan de tekst te moderniseren.
Afgebroken woorden aan het einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld. De voetnoot is naar het eind van het hoofdstuk verplaatst.
Overduidelijke druk- en spelfouten in het origineel zijn gecorrigeerd; deze zijn voorzien van een dunne rode stippellijn, waarbij de Brontekst via een zwevende pop-up beschikbaar is.
Variaties in spelling (met/zonder circumflex, met/zonder eind-n, met/zonder koppelteken) zijn behouden.
Een overzicht van de aangebrachte correcties is te vinden aan het eind van dit bestand.
Mevr. H. BEECHER STOWE
DE KLEINE VOSSEN
ZEVENDE DRUK
ZUTPHEN—W. J. THIEME & CIE.
INLEIDING.
„Wel, papa! wat denkt u van den winter in onze avondvoorlezingen tebehandelen?” vroeg Jenny mij.
„Ik denk er half en half over,” gaf ik haar ten antwoord, „eene reeksvan huiselijke preeken te houden over een heel zonderlingen tekst, dienik op den zolder in de kist met oude boeken, boven een preek heb zienstaan.”
„Alsjeblieft geen preeken, papa!—dat klinkt zoo vervelend;en met de winteravonden hebben wij wel watonderhoudends noodig.”
„Welnu,” zeide ik, „noem ze dan maar redevoeringen of voorlezingen ofverhandelingen of schetsen; ik zie zoo niet op de woorden.”
„Maar wat is dan die wonderlijke tekst, dien u in de boekenkist gevondenhebt?”
„Er werd eens over gepreekt door den bet-overgrootvader van je moeder,den welsprekenden en hooggeachten Simon Shutleworth, „bij de gelegenheidvan de treurige verdeeldheden onder de vromen in de stad West Dofield.”De tekst staat in 't Hooglied, hoofdstuk II vers 15: „Vangt gijliedenons de vossen, de kleine vossen, die de wijngaarden verderven; want onzewijngaarden hebben jonge druifjes.”...