LANGS LIJNEN VAN GELEIDELIJKHEID

DOOR

LOUIS COUPERUS

EERSTE DEEL

L.J. VEEN—UITGEVER—AMSTERDAM
1887

Tweede Deel

Inhoud


I.

Het pension van de marchesa Belloni was gelegen in een van degezondste, zoo niet dichterlijkste wijken van Rome: de helft van hethuis was een gedeelte van een villino der oude Ludovisi-tuinen; deoude mooie tuinen, betreurd door een ieder, die ze gekend had, vóórde nieuwe kazernewijken verrezen waren, waar eerst het Romeinschevilla-park zich had uitgestrekt. Het pension stond in de Via Lombardia;het oude villino-gedeelte had voor de locataires van de marchesa zekereantieke bekoring gehouden, en het nieuw aangebouwde perceel bood aan:ruime kamers, moderne waterleiding en electrisch licht. Het pensionhad een zekere reputatie van goed en goedkoop en aangenaam gelegente zijn; enkele minuten wandelens van den Pincio af, hoog gelegen,behoefde men er niet voor malaria te vreezen, en de prijs, dien mener voor een langer verblijf betaalde, en die acht lire nauwlijks teboven ging, was buitengewoon voor Rome, bekend als duurder dan iedereandere Italiaansche stad. Zoo was het pension dan ook meestal vol:de reizigers kwamen reeds in October—die het vroegst in den seasonkwamen, betaalden het minst; en behalve enkele haastige toeristen,bleven zij meest allen tot Paschen, om na de groote kerkfeesten naarNapels af te zakken.

Het pension was door Engelsche reiskennissen zeer aanbevolen aanCornélie de Retz van Loo, die alleen in Italië reisde, en uit Florencegeschreven had aan de marchesa Belloni. Het was de eerste keer, datzij in Italië reisde; het was de eerste keer, dat zij uitstapte aanhet groote holle station bij de Thermen van Diocletianus, en op hetplein, in de gouden zonnelucht van Rome, terwijl de groote fontein vande Acqua Marcia ruischte, en de koetsiers klapperden met de zweepenen met de tong—om haar aandacht te trekken—kreeg zij hare "lieveItaliaansche sensatie", zooals zij dacht en was blij in Rome te zijn.

Zij zag een oud moeilijk loopend mannetje op haar toe komen, met hetinstinct van een oud-gedienden portier, die zijn reizigers dadelijkherkent, en zij zag op zijn pet: Hôtel Belloni en wenkte hem, englimlachte. Hij begroette haar als een oude kennis, met familiariteiten eerbied tegelijk, als was hij blij haar te zien—vroeg of zijprettig gereisd had, of zij niet moê was, geleidde haar naar devictoria, schikte haar plaid, haar valies, vroeg het biljet van harekoffers, en zeide, dat zij maar gaan moest: in tien minuten volgde hijmet de bagage. Zij kreeg een gevoel van gezelligheid, van verzorgd teworden door het oude hinkende mannetje, en knikte hem vriendelijk toe,terwijl de koetsier wegreed. Zij gevoelde zich licht en luchtig, meteven den weemoed van iets onbekends, dat haar gebeuren ging: en zijzag links en rechts om nu te zien de straten van Rome: zij zag alleenmaar huizen en huizen, kazernehuizen; toen een groot wit paleis: hetnieuwe Palazzo Piombino—waar zij wist, dat de Juno Ludovisi was—entoen hield hij stil, en een knoopenjongentje kwam naar haar toe. Hijbracht haar in den salon: een donker vertrek; in het midden een tafelvol tijdschriften, gerangschikt in een regelmatigen, nog ongelezencirkel; twee dames, klaarblijkelijk Engelsch, en van het esthetischegenre—groezelige haren, lossige blouses,—zaten, in een hoek, in haarBaedekers te studeeren, voor zij uit gingen. Cornélie boog even hethoofd, maar ontving geen groet terug; zij nam het niet kwalijk, albekend met Albionsche reismanieren. Zij zette zich aan tafel en nam denRomeinschen "Herald" op, het blad, dat om de veertien dagen verschijnten waaruit men leert, alles wat er die weken

...

BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!


Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!