Ze had uren zitten droomstaren, zoo maar stil voorzich uit. De kleine roode vlammetjes in grillige uitpunting, speeldentegen de dof-glimmende mika-ruitjes van de vulkachel.
’t Was of haar ziel die vlamsprongetjes en den spelendenrondedans der lichtjes meehuppelde. ’t Dartel gedans vanvlammetjes, opduikend en wegploffend, in gloed en bleeke glanzen, haarziel lokkend naar het geheimzinnige gegloei van dit toovergrilligevulkaantje.
Ze keek uit het raam, waar in den grijzen mist van wintermiddag watmenschen voorbijgingen, een vlug, een ander met sleurigen tred.Decemberwind bolderde rond, joeg het mistige genevel in golverig grijsdoor de straten. [6]
Emilie bleef turen en droomen in de druilige mistsfeer, wachtend inspanning den klank van de huisbel op dit uur; want dadelijk daarnastortte een jubellach door de gang, de lach van haar kind, die haardeed opschrikken van geluk.
O, hoe kon zij zich nu nog verkneuteren in het reeds jaren voorbijegevoel en de voorstelling van twee kinderarmpjes, die zich plotsknelden om haar hals, warm en met een hartstochtelijkekinder-innigheid; als ze dan dadelijk daarop voelde het zachtekindermondje dat haar zoende en dan eindelijk het heele guitige kopjevan haar dochtertje, vlakbij haar eigen gezicht, bekeek, ’tkopje, dat haar tegenlachte met een onbezonnen jubel en een vroolijkeonbezorgdheid, die haar eigen somber gepeins en haar wroeten in donkereherinneringen heelemaal verdrong.
Door de jaren heen was ze grooter [7]en volwassener geworden, haar kind,haar Elly; maar in haar eenzaam leven wachtte ze toch altijd opéén uur: de klank van de huisbel, niet lettend op derijpwording van het jonge kind, met een innige overgave gehecht aanhaar omarming, haar kussen en haar zonnigevroolijkheid ….
Over enkele dagen zou Elly achttien jaar zijn. Zonder dat ze goedwist waarom, bracht het denken daaraan een groote ontroering inhaar.
Elly achttien jaar!